Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties1

‘Sta bij “probleemgedrag” eerst stil, voordat je in actie komt’

Het zou heel erg helpen als verzorgenden bij ‘probleemgedrag’ de tijd nemen en krijgen om er even bij letterlijk stil te staan, voordat ze actie ondernemen. ‘Als een cliënt steeds gilt, is dit signaalgedrag dat om onderzoek vraagt, in plaats van een directe oplossing.’
Foto: MarekPhotoDesign.com / stock.adobe.com

Dit stelt Geert Bettinger, trainer en coach van teams in verpleeghuizen, waar hij verzorgenden leert anders te kijken naar ‘probleemgedrag’. Als consulent bij het Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE) wordt zijn hulp regelmatig ingeroepen door instellingen die zich geen raad weten met een cliënt met onbegrepen gedrag. ‘Dit wordt ook wel “probleemgedrag” genoemd, maar ik noem het “signaalgedrag”’, vertelt Bettinger, ‘want het is een signaal van een onderliggende behoefte of probleem.’

Signaalgedrag

Bettinger schreef het boek ‘Door stil te staan, kom je verder – een andere kijk op ‘probleemgedrag’ dat een immens succes is en in verschillende landen is vertaald. Bettinger: ‘Er wordt naar mijn mening te makkelijk gesproken over cliënten met “probleemgedrag”. Dit zegt onvoldoende over hun werkelijke situatie. Zorgafhankelijke cliënten hebben vaak geen woorden of durven deze niet uit te spreken als ze problemen hebben. Ze zullen daarom regelmatig op hun eigen, specifieke manier aandacht vragen voor zaken die mis zijn.’

Gillen

Als voorbeeld noemt hij een bewoonster die volgens verzorgenden continue gilt als ze in de huiskamer is. ‘Het is logisch dat veel verzorgenden hier he-le-maal gek van worden. Als ze thuis zijn horen ze het gegil nog, en als ze naar hun werk fietsen, horen ze de mevrouw van een afstand al voordat ze de afdeling bereikt hebben. Zodra de dame één gilletje slaakt, denken verzorgenden: daar gaat ze weer. Veel verzorgenden raken echt overbelast van gilgedrag en willen dat het stopt. Dus zoeken ze naar mogelijkheden om het gegil te stoppen, in plaats van naar de oorzaak te zoeken. Vaak wordt er dan een specialist ouderengeneeskunde ingeschakeld die medicatie voorschrijft.’

De manier waarop je als verzorgende de kamer van een cliënt met probleemgedrag binnenloopt, bepaalt direct hoe de cliënt op je zal reageren, vertelt expert Gerben Bergsma >>

Volgens Bettinger hebben zorgverleners vaak de indruk dat er non-stop wordt gegild. ‘Maar als we mevrouw een tijdje achter elkaar goed observeren, dan blijkt dat ze niet altijd gilt. Er zijn bepaalde momenten waarop ze kalm is. En op andere momenten begint het weer. Voor deze mevrouw is dit gedrag een signaal. Hoe fijn is het dan als je samen met collega’s kunt onderzoeken wanneer ze precies gilt, en wat hier de reden van zou kunnen zijn? Misschien voelt ze zich niet veilig bij een bepaalde bewoner waar ze vaak naast zit, of bij een medewerker. Of ze wil naar buiten en dat mag niet.’

Casus: meneer Van Vliet heeft dementie en plast steeds in een hoekje/tegen een plant op de gang van de zorgafdeling. De verzorgenden snappen er niks van: thuis deed meneer dit nooit, waar komt zijn gedrag vandaan? Uiteindelijk komen ze achter de oorzaak en bedenken ze een briljante oplossing >>


In zijn boek ‘Door stil te staan, kom je verder’ noemt Bettinger een soortgelijke casus, waarin verzorgenden hun manier gevonden hebben om het gillen tegen te gaan. In het dossier stond de volgende instructie voor zorgverleners: ‘Als mevrouw op een negatieve manier (onder andere gillen) aandacht vraagt, vraag je eerst of ze ermee wil ophouden. Doet ze dit niet dan negeer je haar zoveel mogelijk. Krijgen andere bewoners er ook last van, zet haar dan op de kamer. Sluit wel de deur van buiten af, anders komt ze terug. Als het gegil ophoudt kun je vragen of ze de volgende keer normaal kan doen. Meestal doet ze na een kwartiertje weer normaal en gezellig.’ Kun je nagaan wat deze situatie voor deze cliënt betekent, stelt Bettinger in zijn boek. Steeds moeten gillen om iets duidelijk te maken, met als resultaat van dit ‘negatieve’ gedrag dat ze eerst genegeerd wordt en daarna geïsoleerd. Niemand die haar begreep, of echt moeite wilde doen om haar te begrijpen. Hoe eenzaam zal deze mevrouw zich hebben gevoeld, aldus het boek.

Als een cliënt onbegrepen gedrag vertoont, komt dit vaak doordat eerder de verkeerde vorm van dementie is vastgesteld, vertelt GZ-psycholoog Magda Hermsen >>

Een mooi voorbeeld van het uitdiepen van een casus beschrijft Bettinger: een oudere cliënt met dementie wordt steeds boos en smijt met dingen tijdens de maaltijd. Ze laat dit gedrag alleen zien als voedingsassistente Miep helpt bij de maaltijd. Het eetmoment wordt gefilmd en de verzorgenden bespreken de video met elkaar. Misschien steekt Miep de vork te snel of te hard in de mond van mevrouw? Misschien praat ze te veel of te weinig, of laat ze zich te snel afleiden door andere cliënten? Miep gaat met de feedback aan de slag, maar het helpt niets: mevrouw blijft boos. Uiteindelijk komt iemand op het idee om haar te vragen waarom ze boos wordt op Miep. ‘Ze stinkt’, is het antwoord. Miep ruikt juist heerlijk en droeg altijd een bepaald parfum. Maar misschien doet de geur mevrouw aan een vervelende situatie in het verleden denken, of vindt ze het gewoon een vies parfum? Hoe dan ook: als Miep het parfum niet meer gebruikt, houdt het boze gedrag na verloop van tijd op.

Hoe zorg je ervoor dat het minder heftig is als familie de cliënt gedag zegt? Wat doe je als je cliënt steeds spullen verzamelt? En hoe reageer je als je bewoner je uitscheldt? Sarah Blom geeft verzorgenden regelmatig advies bij dilemma’s bij dementie >>

Vaak worden volgens Bettinger allerlei disciplines erbij gehaald om het ‘probleemgedrag’ op te lossen, zoals een verpleeghuispsycholoog, specialist ouderengeneeskunde of huisarts. Dit geeft volgens de consulent extra druk op verzorgenden: ‘Het is sowieso onvoorstelbaar hoeveel mensen verzorgenden tevreden proberen te houden: de zorgmanager, de inspectie, de arts, de fysio, de logopedist, de ergo… Er zijn soms wel zeven of acht deskundigen die allemaal iets vinden, en daar moeten verzorgenden vervolgens hun weg in vinden.’ Als Bettinger met verzorgenden in gesprek gaat, adviseert hij soms om alle deskundigen eerst even buiten de deur te houden en er alléén in bijzondere situaties bij te roepen. ‘Het gaat om de cliënt, zijn familie en de verzorgenden. Met die driehoek bereik je in de eerste instantie het meeste. Je schakelt andere deskundigen pas in als er behoefte aan ondersteuning is, maar verzorgenden moeten leidend zijn. En dan komen de mooiste tips naar boven.’

Blijf op de hoogte van interessante artikelen over onbegrepen gedrag met de gratis online nieuwsbrief van TVV voor verzorgenden >>

1 REACTIE