Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Sarah Blom: ‘Zo reageer je op een achterdochtige cliënt’

Vraag verzorgende: ‘Een bewoner geeft steeds aan dat er ’s nachts spullen zijn weggehaald. Terwijl dit niet zo is. Toch blijft ze achterdochtig. Wat nu?’
Foto: AdobeStock

Antwoord ouderenpsychologe Sarah Blom: ‘Achterdochtige mensen zijn meestal hele angstige mensen. Ze hebben het gevoel dat ze de controle over hun leven verliezen en dat ze fouten maken. Dit gevoel kunnen ze vanbinnen niet verdragen. Daardoor kunnen ze dit gaan projecteren op ons, de buitenwereld. Niet ik ben fout, júllie maken fouten, kan de cliënt dan denken. Ik heb geen problemen, júllie hebben problemen. Zo verhogen mensen met dementie hun eigenwaarde weer. De achterdocht is dus eigenlijk een afweermechanisme. Dat is belangrijk om als verzorgende te weten.

Beschuldigen van diefstal

Als iemand je beschuldigt van diefstal, of onterecht volhoudt dat er spullen weg zijn, heb je de natuurlijke neiging om dit te ontkrachten. Om jezelf te verdedigen, of om je cliënt ervan te overtuigen dat er echt niets aan de hand is. Dus als een bewoner zegt: ‘Je hebt mijn ring gestolen.’ Is het antwoord vaak: ‘Dat hebben we niet gedaan, hoe kun je dat nou zeggen? Dat zou ik nooit doen, dat vind ik niet leuk om te horen. U kent mij toch?’

Vraag verzorgende: ‘Wat doe je met bewoners met dementie die spullen verzamelen? En het ook wegpakken van andere bewoners?’ Sarah Blom geeft advies >>

Maar dat overtuigen van dat het tegendeel waar is, moet je juist níet doen. Want indirect zeg je hiermee: u heeft het helemaal verkeerd, u zit fout. Vervolgens denkt je cliënt: zie je wel, iedereen is tegen me, niemand gelooft me. Dus wat gebeurt er: je versterkt de achterdocht, in plaats van dat je iemand geruststelt. Dus je bereikt het tegenovergestelde van wat je wilt.

Voorkom dus dat je reageert vanuit je eigen gevoel. Het is begrijpelijk dat het je raakt als iemand je beschuldigt van diefstal. Of dat je hem wilt sussen als er helemaal niks weg is. Maar dit werkt dus averechts. En je vergeet dan dat deze mensen achterdocht nódig hebben, om houvast te hebben. Je moet het dus niet persoonlijk nemen en vanuit je eigen gevoel reageren, maar reageren op een manier dat de cliënt nodig heeft.

Vraag verzorgende: ‘Hoe ga je om met cliënten met dementie die je uitschelden voor van alles en nog wat? Moet ik mijn grens trekken of het laten gaan?’ Sarah Blom geeft advies >>

Een reactie die ik ook vaak die, is dat zorgverleners gaan vragen naar gevoelens: ‘Hoe voelt het nou? Bent u bang of verdrietig? Wat doet dat met u? Waarom doet u zo?’ Maar bij achterdochtige cliënten, moet je afstand houden. Hoe dichterbij je op zo’n moment komt, hoe sterker de angst wordt. Jij bent degene die onveilig voelt, die de angst versterkt, want jij bent volgens de cliënt verdachte. Dus houdt het ezelsbrugetje AA aan: achterdocht -> afstand. De waarom-vraag is sowieso heel fout, want hiermee eis je een verklaring: u gaat nu vertellen waarom u zich zo voelt. Dan ga je grenzen over.

Feiten

Wat moet je dan wel doen? Vragen naar feiten. Waar lag de armband? Hoe zag hij eruit? Van wie heeft u de armband gehad? Vragen naar feiten is veel afstandelijker, en met deze vragen laat je zien dat je iemand serieus neemt. Dat je aan zijn kant staat, náást hem staat. En dat zijn gevoel er mag zijn. Je gaat op onderzoek uit, als een rechercheur.

Cliënten kunnen iets op een plek leggen, dit vergeten en dan denken dat het gestolen is. Wat ik dan vaak doe, is de schuld op me nemen. Niet dat ik het gestólen had, maar dat het op een veilige plek wilde neerleggen. ‘Mevrouw Jansen, het spijt me. Ik had beter moeten nadenken. Ik wilde hem veilig wegstoppen. U heeft gelijk, dit had nooit mogen gebeuren.’ Met deze laatste zin zeg ik: u is onrecht aangedaan, en ik erken u hierin. Dat is dus een compleet andere benadering dan iemand overtuigen dat het niet gebeurd is.

Vraag verzorgende: ‘Een bewoner met dementie vraagt steeds wanneer ze naar huis mag. Hoe kan ik hier het beste op reageren?’ Sarah Blom geeft advies >>

En stel dát het je lukt om iemand ervan te overtuigen dat hij je ten onrechte beschuldigt. Dan win je hier niets mee. Ja, dat je je gelijk hebt gehaald. Maar het gáát niet om je gelijk. Het gaat om je cliënt. Die je intussen het gevoel hebt gegeven: ik ben gek aan het worden. Ik kan mezelf niet vertrouwen. Het gaat niet goed met me. Dus je cliënt wordt alleen maar angstiger. Neem het dus niet persoonlijk dat iemand je beschuldigt.

Positieve gevoelens

Achterdocht wordt minder als je cliënt positieve gevoelens bij je ervaart. Dus als je hem bekrachtigt door zijn gevoel te erkennen, helpt dat. Dan zakt de boosheid. Mensen hebben recht op hun gevoel, en als je gaat sussen, maak je het alleen maar erger. Maar vraag ook steeds toestemming: om iemands kamer te betreden, of om iemands hand vast te houden. Achterdochtige mensen hebben het gevoel de controle kwijt te zijn, en zo geef je dit weer aan ze terug.

Wat ik trouwens ook doe, als ik een roversnest met spulletjes heb ontdekt waar de cliënt het steeds neerlegt: zeggen dat het een hele goede plek was om dat weg te stoppen, slim! Grote kans dat de cliënt het de volgende keer wéér op die plek legt.

Sarah Blom is ouderenpsycholoog en theatermaker. Met haar muziektheaterstuk DAG MAMA en DAG MAMA 2 reikt ze inzichten en handvatten over omgaan met dementie. Ook schreef ze de bestseller ‘Jij bent toch mijn dochter’

Overigens kun je de communicatietechniek van het bevestigen ook in andere situaties gebruiken. Als iemand bijvoorbeeld zegt dat je zijn eten vergiftigd hebt: ‘Uw eten smaakt naar gif, dit had nooit mogen gebeuren.’ Of iemand beschuldigt je ervan met haar man te hebben geslapen: ‘U voelt zich besodemieterd, dit had nooit mogen gebeuren.’ Als je er tegenin gaat, gaat iemand verharden, en dan ben je exit.

Niet persoonlijk nemen

Dat dingen niet persoonlijk nemen, is soms best lastig. Ik hoor soms een hele discussie in de keuken: ‘Nee mevrouw, ik héb er al zoetjes in gedaan.’ Leg de volgende keer gewoon een schoteltje met twee suikerklontjes erop naast het kopje koffie, dan heeft iemand meteen weer de regie. Maar goed, hiervoor moet je als verzorgende ook goed uitgerust zijn. Als je zes diensten achter elkaar hebt met alléén maar dit soort cliënten, dan wordt het steeds lastiger om het niet persoonlijk te nemen. Dan moet je er vooral voor zorgen dat je een dagje voor een leuke cliënt zorgt, zodat je het weer trekt.’

Blijf op de hoogte van de adviezen van Sarah Blom met de gratis online nieuwsbrief van TVV voor verzorgenden >>